De wegwijzers mogen weg
De laatste keer dat ik zulke hoge verwachtingen had en er een domper volgde, was Frankrijk ook het gastland. Het was de zomer van 1993. Ik was vijftien en het verschil met mijn vriend Jan was dat hij een jaar jonger was en al seks had gehad. Wij brachten die zomer door in een huis in een landschap dat je kent van die prentkaarten met zo’n landschap op. Onze ouders trokken er voor een paar dagen op uit met de koersfiets, waardoor Jan en ik het huis voor ons alleen hadden. Wij dat huis uit, naar de Drô´me, de rivier met het keienstrand waarop wij eerder twee Nederlandse meisjes in monokini hadden leren kennen. (Weet je nog, de grote Kleenex-schaarste van 1993? Dat waren wij.) En verdomd, daar had je ze weer! Negentien waren ze, een blonde en een brunette, de brunette kon je herkennen aan haar drie tepels. Zonder gekheid, drie tepels had dat meisje, maar je moest goed kijken om het te zien. En we hebben godverdomme de ogen uit onze kop gekeken. Jan, die op de kokschool zat en van zijn eerste briljante idee niet gebarsten was, stelde voor dat hij die avond voor ons zou koken, in het huis dat we immers voor ons alleen en voor twee Nederlandse meisjes hadden. Nou, dat zagen zij hartstikke zitten. Dus zij terug naar de camping en Jan en ik naar huis, ons muizenpak aangeschoten en de tafel op, dansend en zingend van ‘Yéké Yéké’. Jan begon aan het eten, spaghetti leek hem het veiligste, en ik trok twee flesjes Panach’ open, bier met limonade, de minder marginale broer van de mazout. Toen sneed ik uit een kartonnen doos een paar wegwijzers die ik op de route van de camping naar ons huis in het straatbeeld ophing. Terug thuis gaf Jan me een condoom. Ik ging godverdomme ontmaagd worden door een negentienjarige Hollandse blonde, want we hadden al beslist wie met wie. Toen de spaghetti door het huis geurde en ik mij op aanraden van mijn vriend nog gauw even afgetrokken had, ging de telefoon. En hier wil ik benadrukken dat mijn moeder een fantastische vrouw is, altijd geweest. Maar dat het ginder dus geen weer was om een koersfiets door te jagen en dat ze over een uurtje terug thuis zouden zijn. Zoals ik die avond op mijn fiets zat en twee hemelsmooie meisjes tegemoet kroop – ik kon wel huilen bij het passeren van die kartonnen wegwijzers – zo zat ik gisterenavond voor de televisie. En weer was het eten niet te vreten.