De troost van de kunst (In memoriam Tom Ordelman)
‘Ik wás wel ooit verschrikkelijk gelukkig, zelfs jaren aaneen, maar dat is alweer lang geleden en sindsdien heb ik maar weinig te lachen gehad. Ik moet het tegenwoordig echt hebben van “lucky moments”, maar zelfs die zijn zeldzaam en ze liggen ver uit elkaar in de tijd.’ (2014)
In zijn gelukkige jaren liet Tom het breed hangen. Dure etentjes, veel kopen, veel te veel lekkere dingen bestellen, opvallende kleren. De mooie meneer spelen in kringen van literatuur, popmuziek en kunst.
Op zijn tiende, twee jaar voor de eerste landing op de maan, schreef hij al indrukwekkende stukken over de ruimtevaart. Hij viel op bij kenners en hem werd een grote toekomst voorspeld.
ROEPING
In 1969 toen ik 11 was
won ik de derde prijs
in een tekenwedstrijd
een vierkleurenbalpen
de opdracht was teken
wat je worden wil
ik tekende natuurlijk
een astronaut
de pen ging snel kapot
en groen deed het
meteen al niet
astronaut werd ik niet
en word ik ook niet meer
nu
mijn leven is
dus mislukt
ga daar maar
gerust van uit
(31 mei 2011)
Zijn jeugd was een rotjeugd, veroorzaakt door zijn belangrijkste kwaliteiten: zijn intelligentie en een enorme algemene ontwikkeling. Tijdens de lessen verbeterde hij de leraren en dat werd niet op prijs gesteld. Twee keer werd hij van een school afgestuurd. Zijn vader en moeder, ten einde raad, vroegen de huisarts om advies. Deze leek het maar beste om Tom naar een internaat te doen en aldus geschiedde. Hij heeft het zijn ouders altijd kwalijk genomen.
Onlangs nog postte hij een gedicht van Philip Larkin op zijn Facebook, ‘This Be The Verse’:
They fuck you up, your mum and dad.
''They may not mean to, but they do"
"They fill you with the faults they had'
And add some extra, just for you.
Tom was eigenwijs, opstandig en avontuurlijk. Hij heeft in ieder geval één keer als minderjarige geprobeerd naar India af te reizen.
Ik ken Tom uit de jaren 90, hij werkte kort als verslaggever voor Veronica’s '06-11 Weekend’ waar ik toen de baas was. Ik werd regelmatig gebeld door politiecommissarissen en brandweercommandanten. Dat men niet meer wenste te spreken met de heer Ordelman. Ze waren het zat steeds op al hun fouten gewezen te worden door een ‘aan lager wal geraakte professor’.
In zijn gelukkige jaren was Tom, samen met Simon Vinkenoog, hoofdredacteur van Bres, het ‘esoterisch-filosofisch-culturele tijdschrift’.
Later verkocht hij software, schreef tal van boeken over computers, informatica en programmeren. Hij publiceerde verhalen en gedichten, in tijdschriften en in boekvorm. Ook werkte hij als journalist en essayist voor kranten en tijdschriften in Nederland, Duitsland, Engeland en Frankrijk. Hij vertaalde boeken, gedichten en artikelen in en uit het Duits, Frans, Afrikaans, Italiaans en Engels.
Heel toepasselijk was hij enige tijd woordvoerder voor Wikipedia Nederland.
Dichten heeft hij zijn hele leven gedaan, naarmate hij ouder werd steeds vaker. Hij was een bewonderaar van zijn vriend Vinkenoog, van Marsman, hij had gesigneerde eerste drukken van Achterberg, Slauerhoff, De Mérode, Van de Woestijne en vele anderen, die hij ‘mijn schatten’ noemde.Hij had een diep respect voor de ‘nooit smokkelende’ Drs. P.
WAT POEZIE VERMAG
Een gedicht staat naakt in de hoek van de kamer
en geneert zich
een ander gedicht ligt wijdbeens op bed
en droomt van bergen en sneeuw
gedichten trekken vaag en kleurloos voorbij
in de zwoelte onder het openstaande venster
een sonnet kleeft tussen tientallen vliegen
aan een aeroxonstrip van voor de oorlog
en vier terzinen verdringen zich bij het fornuis
om spiegeleieren te bakken
poëzie is bijna overal
(16 juli 2013)
Tom zette dit oudere gedicht deze zomer weer op zijn Facebook, met daarbij de opmerking dat hij de eieren nog kon ruiken.
De laatste keer dat ik hem in levende lijve zag was zo’n vijftien jaar geleden, op de bruiloft van zijn broer. Ik herkende hem niet meer. Hij hield een lange verhandeling over de stand van zaken in de media.
Ik was nogal geschokt door zijn verschijning. Hij zag eruit als een zwerver. Tijdens het spreken hield hij zijn hand voor zijn mond, om wat er over was van zijn gebit te verbergen. Toen ik weer wist wie hij was vertelde hij me dat hij ‘definitief verlaten was in de liefde’, en leefde ‘voor de kunst en van de staat’.
DE TROOST VAN DE KUNST
de troost van de kunst is
dat ze altijd leeft
desnoods tegen de verdrukking in
er bestaat wel kunst óver de dood maar
"geen kunst die zélf dood is"
geen kunst die dood wil
geen kunst die de hand aan zichzelf slaat
dat is de troost van de kunst
nu en in alle eeuwigheid
(9 september 2015)
Zijn weinige contact met de buitenwereld liep de laatste jaren via Facebook. Hij geneerde zich niet voor klagerij over zijn bestaan, zijn kwalen of het verlies van de sleutels van zijn scootmobiel. Ook bedelde hij bij zijn Facebook-vrienden om geld, en dan deed ik maar weer een tientje in een envelop, die vervolgens tot zijn grote ergernis nooit aankwam.
Na de scheiding van zijn geliefde, de moeder van zijn dochter, heeft hij het opgegeven. Zijn laatste jaren sleet hij in eenzaamheid, lag veel in het ziekenhuis, geplaagd door allerlei kwalen. Niemand zorgde nog voor hem, vond hij. Zelf deed hij het ook niet.
HET NIETS
dagdroom gisteren
zag lief veertig jaar terug
voelde de koorts weer
bloed bonken
lucht happen
de pijnlijk harde erectie
het schaamrood
het gestotter
het
werd wakker
zag lief nergens meer
voelde koud zweet
bloed dat wegtrekt
benauwdheid
het pijnlijk grelle licht
waar ging het mis
het
alles
(6 november 2015)