Stel: je wordt wakker, en je ligt in coma. Het overkomt Freddy de
Keizer: half Indo, half havenarbeider (soms filmster en escortman),
koppig en ongelovig. Meer dan zijn leren jas, zijn Harley, vrouwen,
zijn werk, en Rotterdam, zijn stad heeft hij niet nodig: in coma
is hij dezelfde man. Freddy leeft door: in zijn eigen versie van het
hiernamaals berijdt hij op zijn Harley de hemel boven Rotterdam.
Hij blijft driftig bazen over zijn roemruchte rijk.
Meerdere landgenoten hebben de voortgang van hun leven aan
hem te danken: het zijn trouwe volgelingen geworden. Daarnaast
is hij een welkome ontsnapping aan sleur, waar vooral vrouwen
dankbaar gebruik van maken. Voor de Keizer bestaat er geen socialer
beroep dan dat van de escort. Hij zou er een oorkonde voor
moeten krijgen, een plakkaat voor zijn meesterschap in de vrouwelijke
psyche. Zonder morren hoort hij zijn vrouwen aan, met
tot slot de grote beurt. Zijn vaste clientèle noemt hem niet voor
niets de vrouwenfluisteraar.
Niet alleen de achterbuurt waar hij woont, behoort tot veroverd
gebied. In heel Rotterdam wordt Freddy de Keizer gerespecteerd
en gevreesd, op de plaatsen waar de volkse mens zich ophoudt. Zij
spreken hem simpelweg aan met: Keizer. Hij strijdt met een zelfbedacht
wetboek in de hand, zijn vurige hekel aan draaikonterij
gebiedt hem.
Voordat Freddy in coma raakte, ontmoette hij de succesvolle reclameman
Prem Palladhsingh, wiens leven hij ooit redde. Door stom
toeval ontmoette de Keizer ook Prems avontuurlijke vrouw, Karen.
De stoppen van de Keizer sloegen door. Hij voelde wat hij nooit
eerder heeft gevoeld. Liefde, allesverterende passie, deze vrouw
maakte alle denkbare cliché's over l'amour fou bij hem los.