Judith woont samen met haar moeder in een flat van de kerk. Ze zit in haar eindexamenjaar en wil graag naar het conservatorium. Op haar cellodocent na, komt Judith alleen maar in contact met strenggelovige mensen: op haar evangelische school, in de kerk of bij de Alpha-cursus. Totdat ze bij de frietboer Dorian ontmoet en haar hele wereld op z'n kop wordt gezet. Deze eerste grote liefde ontketent een strijd tussen intuïtie en het verlangen om bij de gemeenschap te horen. De grens tussen religieuze extase en waanzin wordt flinterdun, terwijl Judith zich haar toekomst probeert voor te stellen.