Meningen (column LINDA)
Mijn familie is nooit meningmoe. Ik ben opgegroeid aan eettafels vol mensen, fanatiek discussiërend over zo ongeveer alles, maar liefst over politiek. Vroeger ging dat over Wiegel versus Den Uyl, liever dood dan rood of andersom, de neutronenbom, zure regen, boer Koekoek, God, feminisme, de studiebeurs, De Telegraaf versus de Volkskant en de meerwaarde van een universitaire graad. Tijdens dat discussiëren werd er even driftig gerookt, gedronken en gegeten als geroepen. We sloegen op tafel, gingen staan, vielen elkaar in de rede, soms liep er iemand woedend weg. Niemand luisterde, niemand liet elkaar uitpraten, niemand slaagde er in de ander te overtuigen. Er werd met opgeblazen feiten gestrooid die nooit te verifiëren waren, want google bestond nog niet, er werd op de emoties ingespeeld, er werd met regelmaat gegild dat de wereld zou vergaan, dat we binnen afzienbare tijd ofwel een atoombom op ons dak zouden krijgen, vergiftigd zouden worden door die zure regen, de Russen ons land binnen zouden wandelen of iedereen werkeloos zou zijn, als het aan de PvdA lag. Toen al ging het over Zwarte Piet, volgens mijn school een racistische traditie en dus kregen we blauwe pieten, iets wat zo ongeveer iedereen belachelijk vond. Krakers bezetten de stad en schopten de kroning overhoop en ik vond dat machtig mooi tot ontsteltenis van mijn ouders. Ik speldde anarchistenbuttons op mijn versleten legerjas en hoppa, daar gingen we weer. De cd verving de lp, we besteedden hele nachten aan ruziemaken over het verschil in geluid, waarna we met zijn honderdduizenden richting Amsterdam en Den Haag toogden om te demonstreren tegen de plaatsing van kruisraketten in Nederland. Even waren we het allemaal eens en zongen we hand in hand: ‘Carrière maken, voordat de bom valt…’ met Doe Maar mee, een band waarover we weer eindeloos konden discussiëren, want oude lullen waar jonge meisjes verliefd op werden. En daarover gesproken, plots was er een geslachtsziekte waaraan je dood kon gaan, genaamd aids en werden er gratis condooms in de club, die toen nog discotheek heette, uitgedeeld. Verontwaardiging bij de oudere generatie die meende dat iedereen beter zijn benen bij elkaar kon houden. Vooral meisjes. Eigenlijk alleen meisjes. Die ook nog eens abortus mochten plegen, met dank aan Van Agt nog wel. Ik ging naar de School voor Journalistiek, een links bolwerk volgens mijn familie en inderdaad, ik ging shag roken en het discussiëren werd heviger. Uit pure nijd hielden ze vast aan hun Telegraafabonnement, de krant van de duivel volgens mijn school. Gelukkig was er ook verbroedering. Nederland won het EK-voetbal. Links en rechts hand in hand oranje gekleed door de straten, samen Duitsers uitscheldend, de Muur viel en bijna alle Europese communistische dictators werden door eigen volk verjaagd. We keken Live Aid en stortten gul om de honger in Afrika te bestrijden, waarna we elkaar in de haren vlogen over het nut van hulp aan de derde wereld en ja ook toen al hadden we extreemrechts in de vorm van de sociaaldemocraten met Hans Janmaat aan het roer en ook toen richtten zij zich tegen de immigratie van gastarbeiders waarmee ze een zetel veroverden.
‘Word je nooit moe van die eeuwige feministische discussie?’ vroegen mijn vrienden van school destijds, en nee, ik werd er niet moe van, heerlijk vond ik het, het voelde als thuis. Moe ben ik wel van het herhalen van al dezelfde discussies, dertig jaar later, met een paar duizend anonieme deelnemers meer, die het verdedigen van hun mening verwarren met armoedig gescheld.