Licht
Als mijn dochter en ik ’s morgens naar de bushalte lopen, op weg naar school, is het bijna licht, al hebben sommige mensen in de flat de kerstlampjes nog rond de balustrade gedrapeerd.
Hand in hand lopen we naar de halte die het verst weg is. Goed voor de stappenteller. Vaak, ook vandaag, heb ik een kop koffie bij me.
In het parkje kieperen we vaak, maar vandaag niet, oud brood in het water voor de eenden en de ganzen. Zodra de ganzen ons zien, snelwandelen ze en masse op ons af. Al gauw staan we middenin een spierwitte zee, de oranje snavels op ons gericht. Sta ik daar kalmpjes koffie te drinken. Naast me mijn dochter die ze vriendelijk toespreekt, haar lege handen ten hemel geheven.
Op het grasveld schieten de krokussen de grond alweer uit.
Ik weet niet of ik die krokussen op zo’n ochtend ook echt zie, of dat ik het er nu bij schrijf omdat dat past bij dit stukje over licht, voorjaar, leven, carnaval. Ze zijn er in elk geval al een tijdje. Ik heb die bloemetjes volgens mij in de december al op zien komen, maar dat is eerder een eerste teken van opwarming, destructie, ondergang, (carnaval).
Ik heb het nu over het voorjaar dat er duidelijk aan zit te komen, de dagen die lengen, het leven dat om ons heen – en in onszelf - losbarst.
In het voorjaar schrijf ik altijd een boek. Pas als het licht weer doorbreekt, ben ik in staat woorden in de juiste volgorde op papier te krijgen. Niets ten nadele van de andere seizoenen, de donkere maanden – zonder zwart geen wit – maar toch. Het beweegt allemaal weer meer.
Mijn dochter en ik signaleren overal bejaarden met rollators en kleine hondjes aan hun zijde. Zij weten dat het erom gaat te blijven bewegen. Elke dag kan alles opnieuw beginnen. Elke dag is er een (ander) leven mogelijk.
Dat is, als je daar echt over nadenkt, echt geweldig.
Maar niemand leest dit stukje. Het is carnaval.
Het feest waarbij je jezelf – eindelijk – aan de kant kunt zetten. Voor drie dagen mag je kiezen wie je wilt zijn. Je zit niet vast aan wie je bent, of wie je dagelijks geacht wordt te zijn. Carnaval is vrijheid.
Carnaval wordt ook wel de overgangsrite van donker naar licht genoemd. Van alleen naar samen. Van oudsher is carnaval een omkeringsritueel waarin maatschappelijke rollen worden omgedraaid, en je even geen gewenst gedrag hoeft te vertonen.
Zo zijn er nog talloze diepzinnige betekenissen.
Ik snap niet dat ik er nooit ene reet aan heb gevonden. Ik heb dat hele feest gewoon niet begrepen. In alle delen van Limburg schijnt het er weer heel anders aan toe te gaan, maar overal wordt het wel gevierd.
Een vriendin van mij gaat dit jaar als prei. Elke jaar neemt ze speciaal vrij voor carnaval en keert ze terug naar waar ze vandaan komt. Ik heb dat dus niet.
Het leukste vond ik, als kind, de toffees en de koetjesrepen die tijdens de optocht uit de praalwagens werden gesmeten. Dat mag nu vast niet meer.
In carnaval zag ik niet meer dan drie dagen gelegitimeerd zuipen. Ik zag zwalkende groepjes mensen op straat. Overal zwetende mannen met schminkdoorlopen koppen, lachend om hun eigen schuine moppen. Boerenkielen met rode zakdoeken en een luciferdoosje erom. Iedereen praatte te hard. Snackbars die overuren draaiden. Herrie en hossen.
Ik vond dat feest dus van een oppervlakkigheid waar je u tegen zei. Maar dat schijnt echt heel anders te zijn als je er middenin zit.
***
Deze column is eerder gepubliceerd in De Limburger.
Lees ook Elke Geurts roman Ik nog wel van jou.
Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.