Wegwerker
Er zit een wegwerker te wachten op het witte bankje voor mijn huis. Wijdbeens. Een elleboog steunt op haar knie. Ik zie haar meteen als ik de straat in fiets. Ze is niet te missen.
‘Nieuwe jas?’ roep ik.
Ze steekt haar hand naar me op. Een glimlach rond haar lippen. Haar katachtige eyelinerogen sprankelen.
De crisis - voor heel de wereld een catastrofe -, doet mijn oudste dochter alleen maar goed. Ik hou mijn hart vast voor 1 juni, als alles weer begint.
Sinds ze niet meer naar school hoeft, is ze zienderogen opgeknapt. Ze is rustiger geworden. Gelukkiger. Haar concentratieproblemen zijn weg. Of nou ja: ze zijn in elk geval hanteerbaar. Ze zit een stuk beter in haar vel nu ze geen stress meer heeft om op tijd te komen. Nu ze zich niet meer hoeft te conformeren aan de kinderen uit haar klas.
‘Mama, ik kan de lessen nu gewoon volgen!’ zegt ze. ‘In de klas gebeurt er zóveel dat ik nooit hoor wat de leraar zegt.’
Ze heeft sinds kort - naar eigen zeggen - haar stijl gevonden. Ze weet wie ze is, en wie ze wil zijn. Type wegwerker dus. Geïnteresseerd in andere dimensies en spirituele gidsen. Geïnteresseerd in politiek, skateboarden, en in muziek maken.
Geïnteresseerd. Van dat woord alleen al krijg ik tranen in mijn ogen.
Ze draagt voortaan zo’n fluoriderend gele wegwerkersjas, eentje waar ikzelf minstens drie keer in pas. Er is nu niemand die gniffelt als zij voorbij komt lopen. Er is niemand die vraagt: ‘Waarom heb jij dat aan, kleine?’
Ik heb geluk met deze stijl. Elke moeder zou willen dat haar vijftienjarige dromerige dochter zo’n jas ging dragen. (Verkrijgbaar bij de bouwmarkt).
Van onzichtbaarheid in het verkeer kan nu bijvoorbeeld geen sprake meer zijn. Ze is op geen enkele wijze nog over het hoofd te zien.
We kunnen haar aanwezigheid onmogelijk nog vergeten. We kunnen links- noch rechtsom om haar heen. Ze is er. Zelfs in het donker reflecteert ze.
‘Wil je je jas binnen misschien uitdoen?’ vraag ik als we aan tafel zitten.
‘Dit is ook een vest,’ zegt ze.
‘O, oké.’ Ik kan niet te lang naar haar kijken. Het doet gewoon pijn aan mijn ogen.
Kinderen spiegelen hun ouders wordt vaak genoeg gezegd. Ze bootsen het gedrag na dat jij hen, vooral onbewust, voorspiegelt.
Ook al druk jij je bloedjes nog zo vaak op het hart om bij binnenkomst op het feestje iedereen een hand te geven en daarbij duidelijk hun naam te zeggen; als jij er zélf het liefst zo onzichtbaar mogelijk tussenschuift, kun je de goede manieren van je kinderen - ondanks al je heldere uitleg - op je buik schrijven. Nu heeft de tijd díé goede manieren gelukkig zelf ingehaald. Sommige dingen gaan nog vanzelf.
Je kinderen spiegelen jou dus. Kinderen reageren op het gevoel dat jij juist verborgen probeert te houden.
Iets verbergen voor die types heeft geen enkele zin.
Maar je kinderen zijn dus ook jouw spiegel. Het is zaak goed naar ze te kijken. Ze tonen je wat er daadwerkelijk bij je speelt.
Heel interessant, toch?
In mijn geval: Als ik goed naar mijn vijftienjarige kijk, gaat het over zaken als autonomie. Vrijheid. Ruimte voelen om te zijn wie je bent, zonder te proberen je onmiddellijk aan te passen aan je omgeving.
De aanschaf van een wegwerkersjas is hiervoor werkelijk een perfecte oplossing.
Zo’n jas houd je bij de les. Zo’n jas biedt ook bescherming voor als de buitenwereld straks weer écht opengaat.
‘Daar heb je mijn bro’s,’ zegt ze als we op straat een stel wegwerkers passeren.
‘Dope shit man, als dit de mode wordt,’ zegt een passant.
***
Deze column is eerder gepubliceerd in De Limburger.
Lees ook Elke Geurts roman Ik nog wel van jou.
Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.