Vrij
De zon schijnt, ik skeeler langs een kanaal, langs bermen vol klaprozen en luister daarbij naar allerlei podcasts. Mijn kinderen zijn voor vijf nachten naar hun vader vertrokken. M en ik hebben deze maand helemaal geen contact. De dagen lijken langer dan ooit.
‘Máák er gewoon wat van met jezelf!’ zegt een psychologe die te gast is bij het radioprogramma dat ik beluister. ‘Dát is wat ons uiteindelijk in het leven te doen staat. Er gewoon met jezelf iets van maken. Meer niet,’ benadrukt ze nog maar eens. ‘Daar is deze crisis ook goed voor. We moeten het met onszelf zien te rooien.’
Ik zet het geluid iets zachter.
Het is mijn nieuwe hobby geworden. Skeeleren. Overal speur ik naar het goede asfalt. Ik wil zo min mogelijk obstakels op mijn pad. Zo min mogelijk klinkers, hobbels, en steentjes. Ik wil niet te veel zand tussen mijn wieltjes krijgen. Of in volle vaart van een helling afrollen, en op een druk kruispunt terechtkomen.
Het afremmen gaat elke dag iets beter. Maar als ik ineens tot stilstand moet komen, rest mij alleen de berm. Moet die er wel zijn.
‘Pas als je er met jezelf iets van kunt maken, kun je er met een ander iets van maken,’ zegt de psychologe in mijn oor.
Ja, ik weet het.
Ik mag vanavond echt niet met M bellen want wij zitten dus in lockdown, veel strenger dan de landelijke lockdown. Dat hebben we zo afgesproken. Kijken hoe het is om zonder de ander te leven. Wat gebeurt er dan?
Er is niemand met wie ik de dag nog even door kan nemen. Er is ook niemand met wie ik zo lang telefoneer dat ik alweer veel te laat naar bed ga. Er is niemand met wie ik op elke slak zout leg. Er is in de ochtend geen heb-je-goed-of slecht-geslapen-berichtje.
Er is niemand om de hele dag door even mee van gedachten te wisselen. Er is niemand om mee te kissebissen over autonomie en intimiteit en hoe die twee zich tot elkaar verhouden als je een relatie hebt, of zou willen hebben. Hoe moeilijk het is autonoom te zijn én je tegelijkertijd met de ander te verbinden. Hoe je alleen in staat bent 'ja' te zeggen als je ook 'nee' kunt zeggen.
Er is in het weekend zonder kinderen ook niemand met wie ik op de bank lig tv te kijken. Op wiens borstkas ik per ongeluk in slaap val. Er is niemand naar wiens veel te snelle hartslag ik luister. Er is niemand die zegt dat hij van me houdt en er dan meteen achteraan: O sorry, dat moet ik juist niet zeggen! Er is niemand bij wie ik mijn hand in zijn nek leg terwijl hij autorijdt. Er is niemand die om half elf ’s avonds lamskoteletjes voor me neerzet. Er is niemand die geweldig mooie muziek opzet waarvan ik niet meer weet hoe die muziek heet. Niemand bij wie ik dat nu na kan vragen.
Nu moeten we er met onszelf iets van maken.
Er is ook niemand die het plan heeft om dit weekend met mij - een door hem bedachte route - te gaan skeeleren, terwijl ik liever alleen skeeler. Zomaar ergens naartoe.
Ik hou er zo ontzettend van onbekende wegen in te slaan. Gewoon maar het gladste asfalt te volgen.
Terecht te komen op plekken waar ik nog nooit ben geweest. Voor verrassinkjes te staan. Over wildroosters te klunen.
Als er verder niemand op me wacht, kan ik verdwalen wat ik wil. Ik hoef alleen de flats in de verte maar in de gaten te houden om te weten waar ik ooit naar terug moet.
***
Deze column is eerder gepubliceerd in De Limburger.
Lees ook Elke Geurts roman Ik nog wel van jou.
Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.