Territoriumdrift
Zo’n dag waarin het katertje voor de derde keer in een week mijn dekbed onder heeft gepist en ik spijt heb dat ik hem heb aangeschaft. Mijn andere dekbed hangt nog over een deur te drogen. Vol klonten dons.
Waarin mijn vijftienjarige begint te snotteren en we zeker vier volle dagen thuisquarantaine in het vooruitzicht hebben. Al durf ik er gif op in te nemen dat ze gewoon verkouden is. Zoals iedereen om ons heen uiteindelijk gewoon verkouden bleek te zijn.
‘Zullen we doen alsof je negatief getest ben?’
‘Nee, mama!’ zegt ze.
‘Je mist álle lessen op school.’
Ja, dat vindt ze ook jammer, maar ze wil niet het risico lopen dat ze Covid-19 verspreidt. Ik wil alleen maar dat ze naar school gaat, zodat ze overdag niet steeds kuchend door het huis zal klossen.
Waarin het trottoir voor mijn voordeur openligt, een loodgieter een lange blauwe slang onder mijn huis probeert door te trekken - die de loden waterleiding moet vervangen – maar dat hij dan op het puin stuit dat daar door mijn verbouwers blijkt te zijn geloosd.
Waarin er een loodgieter in mijn smalle gang ligt te boren, met zijn hoofd in mijn schoenenkastje, en M belt voor een kletsje.
‘JIJ WEER?’
‘Ik hoor het al,’ zegt M. ‘Je bent te lang niet alleen geweest. Ik hang weer op.’
‘JE HOEFT NIET OP TE HANGEN.’
Waarin het eens te meer duidelijk wordt dat M - hoe langer je hem kent- alleen maar leuker wordt, en ik – hoe langer je mij kent - steeds onhebbelijker.
Zo’n dag waarin ik zeker drie kwartier bij het RIVM in de wacht sta voor het afspreken van een Coronatest, en dat er, als ik uiteindelijk aan de beurt ben, iets raars misgaat met mijn telefoon.
Waarin mijn tienjarige scheldend de trap opstampt omdat ik erachter kom dat háár schermtijd ook op mijn telefoon staat, en ik van minuut tot minuut kan zien wat zij op haar telefoon doet, en vooral hoe lang, en ik haar haar telefoon nu dus wel af móét nemen om geloofwaardig over te komen als moeder, maar ik dat vandaag liever niet hadden willen doen omdat ze als ze TikTokt zo lekker ‘op pauze’ staat.
Waarin de dierenwinkeljuffrouw zegt dat mijn lieve kleine schatje gewoon zijn territorium wil afbakenen. Dat dat heel normaal is. Ook al heb ik hem net laten castreren. Het is allemaal leuk en wel, zo’n katertje, denk ik, maar als hij steeds op mijn dekens gaat pissen, moet hij weg.
‘Mijn opa zou wel raad hebben geweten met jou,’ zeg ik tegen het beestje.
Hele nestjes schijnen door hem in vuilniszakken te zijn gestopt, en onder water gehouden. En onze Golden Retriever liet vroeger zijn pis al lopen zodra hij mijn opa in het vizier kreeg. Hij jankte, en zeek meteen de hele keukenvloer onder, zijn achterlijf naar beneden, de staart tussen zijn poten. Als wij op vakantie waren, zorgde mijn opa altijd voor onze hond, en probeerde hem dan - en passant - op te voeden.
Zo’n dag ook waarin ik niet op tijd bij de tandarts zal komen omdat de tram twintig minuten stil blijft staan, omdat een jongeman zijn mondkapje niet goed op heeft gedaan. Waarin de conducteur steeds ‘Jij gaat nu weg!’ blijft roepen, en de jongeman gewoon blijft zitten. Waarin de conducteur – die achter een plastic spatbord zit - iemand van het beveiligingsteam oproept om de jongeman uit de tram te komen verwijderen, maar het uiteindelijk de conducteur zal zijn die door de beveiliger wordt gedwongen de jongeman gewoon mee te nemen.
‘Doe dan allemaal jullie mondkapjes ook maar af!’ roept de conducteur om. ‘Wat ik zeg, doet er toch niet toe.’
***
Deze column is eerder gepubliceerd in De Limburger.
Lees van Elke Geurts ook Ik nog wel van jou.
Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.