Empathie
Ik las ‘The Lottery’ van Shirley Jackson. Het verhaal is een paar jaar na de tweede wereldoorlog geschreven, en werd een van de beroemdste korte verhalen in de Amerikaanse geschiedenis. Het gaat over een kleine gemeenschap waar een loterij plaatsvindt. Een jaarlijkse traditie waarvan allang niemand meer de precieze oorsprong kent, maar die gewoon elk jaar terugkomt. Omdat dat nu eenmaal de traditie is. Het zou, van oudsher, tot een goede oogst moeten leiden of zoiets. Niemand stelde er ooit nog vragen bij. Het was ergens goed voor. Anders zou niet iedereen eraan meedoen. Toch?
Die gedachte is mij niet vreemd. Iederéén doet het, dus het zal wel goed zijn. Ik weet heus wel dat het niet klopt. Maar iets in mij wil er nog altijd het liefst vanuit gaan dat de meerderheid vast gelijk heeft. Iets in mij zegt dat meedoen met de rest het beste is. De meerderheid mag zich namelijk niet, nóóit, tegen je keren. In gezelschap durf ik niet heel gemakkelijk een andere mening te verkondigen dan die gangbaar is.
We bevinden ons ten tijde van een wereldepidemie.
Ik ben blij dat de mondkapjesplicht er binnenkort komt. Niet per se omdat ik ervan overtuigd ben dat zo’n mondkapje goed werkt. Maar omdat ik dan tenminste zeker weet wat er van mij verwacht wordt. Zodra ik nu namelijk een mondkapje opzet in de winkel en niemand anders in die winkel heeft dat, zullen ze denken dat ik een aansteller ben. Of al lang en breed met het virus besmet. Waarom zou ik anders vrijwillig met zo’n ding lopen? En als ik als enige in de winkel geen mondkapje op heb, zullen ze me scharen onder de asociale types. De mensen die het verpesten voor de anderen.
Pas als ik net als iedereen om me heen een mondkapje draag, is het goed. Dan zal ik bij het inpakken van mijn boodschappen de andere mensen met mondkapjes in hun ogen kijken en denken: Wij zijn goede mensen. Jij en ik. Wij hebben iets over voor de zwakkeren en ouderen. Wij zijn solidair. Sámen krijgen wij Corona er wel onder. We zullen solidariteit voelen. Iets goeds uitstralen. En als ik net als iedereen een mondkapje draag omdat dat moet, zal ook ik die ene uitzondering scheef aankijken. Bespuwen is niet mogelijk. Nee hoor, ik negeer hem dan gewoon. Die man of vrouw die daar zonder mondkapje loopt. Hij moet het helemaal zelf weten. Die egocentrische zak. Die lompe boer. Die hypocriet. Een sluipmoordenaar is het. Als hij straks op de IC terechtkomt, zouden ze hem feitelijk moeten weigeren. Had hij zich maar aan de regels moeten houden. Eigenlijk is het te hopen dat hij ziek wordt. Geen heel ernstige variant. Nee, gewoon een paar weekjes doodmoe en benauwd. Dan leert hij er tenminste van.
The Lottery is geweldig geschreven. Er lijkt geen vuiltje aan de lucht als de dorpelingen zich op het plein verzamelen en als de lootjes worden getrokken. Het weer is mooi, het gras is prachtig groen, de volwassenen en de kinderen verzamelen gezellig wat stenen. Heel langzaam komt de lezer erachter dat het hier om een omgekeerde loterij gaat. Dat er hier iets te verliezen valt, in plaats van te winnen. Elk jaar wordt één persoon van een familie door het dorp gestenigd.
Het is dus een verhaal over gemeenschapszin, de groep ten opzichte van het individu, het klakkeloos volgen van tradities, en over empathie. Wat er gebeurt als mensen geen empathie blijken te hebben?
Uiteindelijk is de moeder op wie het lot valt, en die dus gestenigd zal worden, zelfs bereid haar dochter naar voren te schuiven. Maar dat is een bizar gegeven. Geen moeder zou ooit haar dochter willen offeren. Zelfs niet als we dat allemaal doen.
***
Deze column is eerder gepubliceerd in De Limburger.
Lees ook Elke Geurts roman Ik nog wel van jou.
Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.