Intuïtie
Het liep tegen elven op zaterdagochtend. Begin jaren negentig.
Mijn moeder was naar Gennep aan het fietsen om taartjes te kopen en mijn oma op te halen, en in de badkamer van mijn ouderlijk huis liet ik (mijn negentienjarige ik) me zakken in een gloeiendheet bad, gifgroen van de Badedas. Ik zal een toren van schuim gemaakt hebben, en aan mijn eerste echte liefde (waarmee ik nog een kwart eeuw samen zou blijven) hebben gedacht, terwijl ik de schuimtoren van links naar rechts liet glijden, terwijl ik keek hoe de zeepbelletjes tussen mijn vingers uiteenspatten. De avond ervoor had ik hem achter moeten laten op het station van Bologna. Hij werkte het hele jaar op biologische boerderijen in Italië, en ik had mijn herfstvakantie bij hem doorgebracht.
Ik dacht aan hoe we daar stonden, op perron twee, en hoe ik tenslotte huilend die nachttrein naar Amsterdam instapte, de slaapcoupé in die ik deelde met een Amerikaans echtpaar – ‘She is saying goodbye to her sweety’- dat nog nooit een Europees meisje van zo dichtbij had gezien, laat staan had zien huilen, en de hele nacht een spervuur van vragen op me afvuurde. Terwijl ik moe was, zo moe, en alleen maar met mijn walkman op aan mijn sweety wilde denken.
De hele nacht zat ik in die coupé met die hyperactieve Amerikanen, en ergens in de ochtend kwam ik bij mijn ouders aan, in Heijen, en ging ik in bad, uitgeput, smerig van de reis. Melancholisch waarschijnlijk. Het was ook voor het eerst dat ik in mijn eentje zo ver had gereisd.
Het volgende moment opende ik mijn ogen en lag ik in mijn oude bed, met alleen een badjas achterstevoren aan. Er kwam een man binnen. Ik gilde en vroeg wie hij was en wat hij kwam doen. Ik wist dat ik hem kende, maar waarvan? Geen idee. Dit procedé herhaalde zich. De man kwam iedere minuut weer mijn kamer binnen. Mijn angst werd steeds iets minder groot, want de man werd steeds duidelijker mijn vader. (Als zo’n foto die langzaam tevoorschijn komt) Het bleek hem ook te zijn! Hij keek naar me alsof er net iemand dood was.
‘Kijk niet zo idioot,’ zei ik.
‘De epilepsie is terug,’ zei hij.
‘Je liegt,’ zei ik.
Dus als mijn vader op die zaterdagmorgen niet nog even in de woonkamer had staan treuzelen, in plaats van meteen te gaan hardlopen zoals hij anders altijd deed, als hij daar niet even zomaar wat had rondgehangen - ‘Heel gek,’ zou hij daar later over zeggen. ‘Iets in mij zei dat ik moest wachten.’ - als hij zich toen niet had gebukt om even de Maas en Niersbode uit de krantenbak te vissen, en ook nog maar even een folder van het Kruidvat te bekijken, mijn vader, veertig jaar oud, in zijn sportkleren, had hij die hoge gil uit de badkamer nooit gehoord, en was ik niet ouder geworden dan negentien jaar.
Zie hier het immense belang van het luisteren naar je intuïtie.
Iedereen heeft intuïtie. Het is een van de belangrijkste overlevingsmechanismen van de mens. Je hebt een inzicht zonder dat dit beredeneerd is. Iedereen kent het. Dat stemmetje in je dat zegt dat je iets niet - of juist wel - moet doen. Maar waar we soms te ver verwijderd van zijn geraakt. En waar we al te vaak gewoon niet naar luisteren. Zonde.
Een paar dagen geleden bijvoorbeeld parkeerde ik mijn fiets voor het gemeenteloket bij station Noord, op de plek waar ik hem wel vaker neerzette, tegen de muur, ik had haast, en het ging in een flits door mij heen dat ik mijn racefiets, - ik had hem al acht jaar - als ik hem hier liet staan, nooit meer terug zou zien. Maar ik negeerde die flits. Ik had mijn fiets wel vaker op die plek neergezet. Ik had haast.
*
Deze column is eerder gepubliceerd in De Limburger.
Lees ook Elke Geurts roman Ik nog wel van jou.
Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.