Tijd nemen
Ik legde een eindejaarbezoekje af bij mijn zeventigjarige vriendin. Ze schonk thee voor me in en ging er eens goed voor zitten. Ze stutte zichzelf met kussentjes. Ze maakte het zichzelf gemakkelijk. Ik nam plaats op het puntje van de stoel.
‘Ik kom alleen even dag zeggen voor het jaar is afgelopen,’ zei ik. ‘Ik heb eigenlijk geen tijd.’
‘Wil je er een heerlijk bonbonnetje bij?’
‘Nee, nee,’ zei ik. ‘Dan moet ik ook nog sporten.’
‘En daar heb je zeker geen tijd voor?’ Ze keek me geamuseerd aan vanaf haar uiterst comfortabele zitpositie.
Ik legde mijn ene been over mijn andere en weer terug.
‘Kijk, ik leef,’ zei ze met een langgerekte e. Ze maakte daarbij een weids armgebaar en glimlachte breed. ‘Ik heb echt álle tijd.’
‘Ja, jij bent oud,’ zei ik. ‘Jij hebt makkelijk praten.’ Ik brandde mijn mond aan de thee.
‘Ik heb altijd alle tijd gehad,’ zei ze. ‘Al-le tijd.’
Ze keek er zo gelukzalig bij, dat ik haar wel iets aan kon doen. Zo innig tevreden zag ze eruit met ál die tijd waarover zij kennelijk wel beschikte, en ik helemaal niet. Mij was nauwelijks tijd gegeven. Het was alsof ik bij mijn geboorte maar een piepklein beetje tijd had gekregen van God, of wie dan ook. In mijn dag zaten hoogstens vier uren waar anderen er vierentwintig hadden.
De zin ‘Ik heb geen tijd om…’ dreunde mijn hele leven dan ook als een mantra in mijn hoofd.
Ik heb geen tijd om het rijbewijs te halen. Ik heb geen tijd om een studie dieptepsychologie te volgen. Ik heb geen tijd om boeken ook uit te lezen. Ik heb geen tijd om mijn volgepropte kledingkasten te ordenen. Ik heb geen tijd om de kleren van mijn kinderen netjes opgevouwen terug in hun kast te leggen. Ik heb geen tijd om een relatie te hebben. Ik heb geen tijd om de deur uit te gaan voor een wandelingetje. Ik heb geen tijd om een vriendin te bezoeken. Ik heb geen tijd om uitgebreid te koken. Ik heb geen tijd om mijn moeder te bellen. Ik heb geen tijd om te schrijven. Ik heb geen tijd.
Mijn vriendin vertelde dat alle tijd hebben niets met leeftijd te maken had. Ze zei dat ze vroeger ook altijd alle tijd had gehad om te lezen, te sporten, fulltime te werken, er een studie naast te doen, om vriendschappen te onderhouden, om de liefde te bedrijven, om heerlijk te kokerellen, om haar kinderen aandacht te geven en ze had ook nog gewoon tijd om te lummelen, en te slapen.
‘Ja, jij bent gewoon een geluksvogel,’ zei ik en blies in de thee.
‘Alleen wie niet leeft, heeft geen tijd,’ zei ze doodkalm. ‘Wie dood is, is zonder tijd.’
‘Ik ben niet dood,’ zei ik nors. Ik tikte even op mijn telefoon om te zien hoe laat het was. Ze zat op haar filosofische praatstoel. Breedsprakigheid lag op de loer.
‘Je bestáát niet, Elke,’ zei ze. ‘Als je niet bestaat, heb je ook geen tijd van leven. Niemand heeft geen tijd.’
‘Ik besta wel. Ik zit hier, hè?’
‘Waar is jouw tijd dan gebleven?’ vroeg ze glimlachend.
Ik keek om me heen. Alsof mijn tijd in haar woonkamer ergens te vinden zou zijn. Maar zag alleen haar tikkende koekoeksklok.
‘Hoe méér je bestaat,’ ging mijn vriendin door. ‘Hoe meer tijd je ook hebt. Dat zul je zien.’
Ik dronk mijn thee in twee grote slokken op. Ik zette het kopje snel terug op tafel. Toen zag ik het theezakje pas waarop – ik verzin dit niet - stond: ‘Zeit die wir uns nehmen ist Zeit die uns etwas gibt.’
Een mooier voornemen voor het nieuwe jaar kan ik niet bedenken. Neem uw tijd, beste mensen. Leef nóg meer. En lees de wijze woorden op uw theezakjes.
*
Deze column is eerder gepubliceerd in De Limburger.
Lees ook Elke Geurts' roman Ik nog wel van jou.
Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.