De onvermijdelijkheid van de dood
Met een handdoek om zat ik aan tafel. Ik had mijn dochter tien euro betaald om mijn haar te kleuren met uitgroeiverf van de Etos. Het moest namelijk goed gebeuren. Zoals een echte kapster het zou doen.
Na een tijdje vroeg ze: ‘Heb je maar één doosje van deze verf?’
‘Het was twee voor de prijs van één. Hoezo?’
Ze maakte een foto van de achterkant van mijn hoofd en liet me zwijgend het plaatje zien.
Ik hapte naar adem.
‘Ik ben dus bijna dood,’ zei ik langzaam. ‘Dat zie ik nu eens goed.’ Dit was niet meer dan een realistische constatering. De dood rukte op. Ik zag het gewoon onder ogen.
‘Hoezo?’
‘De dood kleeft al aan mijn haar,’ zei ik. ‘
‘Je overdrijft.’
‘Nee, ik wist niet dat het zó erg was,’ zei ik. ‘De dood zuigt langzaam alle kleur uit mij weg.’
‘Dan gaan we de dood toch voor de gek houden!’ zei mijn dochter ferm. Ze pakte het tweede doosje uitgroeiverf. ‘Straks denkt de dood die is nog lang niet grijs, dáár moet ik niet zijn.’
Ik hield de punten van de handdoek rond mijn keel strak bijeen.
Mijn dochter trok de plastic handschoenen alweer aan, mengde de kleuring en de stinkende ontwikkelemulsie in het bakje, en kweet zich als een echte kapster van haar taak. Een puntje van haar tong stak uit haar mond. Naast het geld, gaf het moeten foppen van de dood natuurlijk nog wat meer urgentie om geen enkele grijze haar over te slaan. Dat was geluk bij een ongeluk.
De schrik voor de dood zat er bij mijn dochter van nature ook al in. Als klein meisje moest ze vaak ontroostbaar huilen om de onvermijdelijkheid van mijn dood en die van haar vader. Die angst is vast erfelijk. Ikzelf ben ook nooit een aanhanger geweest van het voorspelbare (en tegelijk zo onvoorspelbare) concept sterven. Ik probeer er vaak maar grapjes over te maken. Iets beters weet ik niet.
Gisteren keek ik naar een voorstelling over de dood. Het speelde zich – vast niet voor niks - af in mijn huiskamer. Precies op deze plek. Mijn eettafel was toen helemaal de keuken in geschoven. Strak tegen het aanrecht aan. Ik zat op de bank. Vlak voor mijn neus danste een echte actrice met een nep geraamte. Er stond muziek op. Ik zag haar huid door de twee gaten in de designjurk die ze aanhad. Door die kijkgaatjes gluurde ik steeds naar het ontblote stukje van haar flank. Ik weet ook niet precies waarom ik dat deed.
Ze dansten samen een danse Macabre. De voetbeenderen van het skelet zaten aan de schoenen van de actrice vastgemaakt. Hoe ze ook bewoog, ze kon er nooit van loskomen. De middeleeuwse dodendans gaat over de dood die alle mensen - van alle rangen en standen - al dansend naar het graf begeleid. Het is belangrijk dat we ons er terwijl we leven bewust van blijven dat de dood onze metgezel is.
‘Zodra we worden geboren, zijn we terminaal,’ zei de actrice. Zij en het skelet stonden in een innige omhelzing.
De Danse Macabre is in de middeleeuwen ontstaan als gevolg van de Zwarte Dood. De builenpest. Een derde deel van alle Europeanen, tientallen miljoenen in die tijd, stierven aan de pest. De parallel met de wereldwijde COVID-pandemie ligt voor de hand. Al bleven de vaccins toen uit. Ik vroeg me af of de actrice het niet eng vond om juist nu deze voorstelling aan te bieden. Was het niet juist de dood een beetje sarren door tijdens deze coronapandemie in haar eentje van huis naar huis te trekken?
‘Dying is absolutely safe,’ zei ze op zeker moment. ‘It’s just like taking off a tight shoe.’ Dat vond ik heel geruststellend klinken. Niets is prettiger dan een te krappe schoen uitdoen.
*
Deze column is eerder gepubliceerd in De Limburger.
Lees ook Elke Geurts' roman Ik nog wel van jou.
Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.